Vleermuizenkraamkast

De broedkast voor vleermuizen is door de MNV eind 2013 geplaatst op de kopgevel van Parkgebouw De Liniehof en we hopen nu op het eerste broedsucces.

De vleermuis is een zoogdier

De wetenschappelijke naam voor vleermuis is ‘Chiroptera’; dat betekent ‘handvleugelig’. En ja: armen en benen zijn helemaal aangepast om te kunnen vliegen.
Daarom kunnen vleermuizen niet zelf een nest maken of een gat in ene boom pikken: ze zijn aangewezen op wat al bestaat. En vaak voor iedere weersomstandigheid en voor elk seizoen weer een andere plek. Daarbij zijn ze erg kieskeurig.
Daarom beschikt onze broedkast over voldoende kamers.

Vliegende vleermuis (foto: Wikipedia)
Vliegende vleermuis (foto: Wikipedia)

De vleugel

De vlieghuid van een vleermuis is van oksel tot vingers gespannen en loopt door tot de achterpoten. Onderarm en vingers zijn hiervoor sterk uitgegroeid. Ook de staart maakt onderdeel uit van de vlieghuid; alleen duimen en voeten zijn vrij. De vlieghuid bestaat uit ‘levend’ materiaal met pezen en bloedaders. De meeste vleermuizen klappen, als ze niet vliegen, hun vleugels in of slaan ze om zichzelf heen. Vleermuizen slapen met het kopje omlaag.

Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus; foto: Wikipedia)
Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus; foto: Wikipedia)

Soorten

In Nederland komen zo’n 20 soorten vleermuizen voor, waarvan zeven vrij algemeen zijn. Voor deze vleermuizenbroedkast hopen we op de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en op de laatvlieger.
De gewone dwergvleermuis wordt 3½ tot 5 cm lang, met een spanwijdte van 18 tot 24 cm, en kan 3,5 tot 8,5 gram wegen.
De ruige dwergvleermuis is wat groter en de laatvlieger ( een andere familie) zelfs 8 cm lang, een spanwijdte van bijna 40 cm en een gewicht tot 30 gram .

Laatvlieger (Eptesicus serotinus; foto: Wikipedia)
Laatvlieger (Eptesicus serotinus; foto: Wikipedia)